Tekst: Rynk Bosma
Op het moment dat je als kaatser het leven weghapt omdat je er deel van uitmaakt, omdat je zelf in het episch centrum van het eigen leven staat, dan ben je niet geïnteresseerd in zoiets stoffigs als geschiedenis. Het verleden? Geen tijd voor, te druk met eigen leven. In het voorwoord van de Keatsfreon 2019 staat redactielid Anneke Westra hier even bij stil. Dat het besef dat je onderdeel bent geweest van een geschiedenis die voorbij is pas met de jaren komt. Voor Westra kwam dat moment vorig jaar in Weidum, tijdens de Froulju’s PC, bij de huldiging van het feit dat Westra 25 jaar geleden die PC wist te winnen met Lia de Jong en Bianca Nauta.
Misschien is die ervaring van eigen historie op latere leeftijd ook wel de reden dat er relatief weinig toppers van nu geïnteresseerd zijn in een blad als de Keatsfreon. Althans dat is een eigen aanname. Tenzij een verhaal je eigen familiegeschiedenis raakt. Zoals het geval was met Ilse Tuinenga en daarom was het ook handig haar het eerste exemplaar uit te reiken. Als boodschap, als signaal richting jonge generatie dat ook op die leeftijd de geschiedenis nooit ver weg is. Dat je als jonge heldin op de schouders van je eigen verleden staat.
Je zou trouwens bij dat mooie verhaal over Cornelis Tuinenga bijna vergeten dat behalve Ilse Tuinenga ook de PC-koning van 2002 Cornelis Terpstra tot de ‘pakesizzers’ behoort. Het verhaal tekent de sfeer van de jaren vijftig in Berlikum toen de verschillende zuilen nog rechtop stonden. Niet alleen in de politiek, ook in de dorpen. De ‘finen en grouwen’, zoals het in de volksmond werd genoemd.
Het mooie van het verhaal over de Tuinenga’s is vooral dat het een brug slaat naar het nu, naar bijvoorbeeld Corné Tuinenga, de broer van Ilse. Gelukkig krijgt de tijd van nu ook elders voldoende ruimte met een verhaal over kaatsvereniging De Boppeslach uit Hommerts-Jutrijp. De in 2006 opgerichte kaatsvereniging wist zelfs in 2018 de jongensbond te winnen met een Veltman in de gelederen. Uiteraard valt dan onmiddellijk de naam Coos Veltman die in 2016 aan de wieg stond van deze kaatsvereniging in de ‘uiterwaarden’ van de ‘keatshoeke’.
Er staat een prachtige anekdote over het kaatsgevoel bij Coos Veltman die in 1999 in Hommerts kwam te wonen samen met Janet Gietema. ,,Doe’t ik foar it earst mei myn keatswant efterop de fyts nei it keatsfjild gie, fielde ik my hjir pas echt thús.’’ Overigens wil de immer bescheiden Veltman ook in dit verhaal over de kaatsvereniging benadrukken dat het geen ‘onemanshow’ was, ,,Wy dogge it hjir mei ús allen.’’
Kijken in de spiegel van de tijd, dat vooral is de strekking van de kaatsverhalen in deze editie. Bijvoorbeeld Omrop Fryslân medewerker Simone Scheffer die herinneringen ophaalt aan haar in 1967 overleden vader Bauke Scheffer. En die speurtocht brengt haar tot de vaststelling dat er in sommige opzichten weinig nieuws is onder de zon. Bijvoorbeeld het onsportieve gedrag van het publiek op de Freule van 1955 toen Bauke Scheffer voor Witmarsum als favoriet ten onder ging tegen Emmeloord. De jongens moesten ook vechten tegen het joelen en klappen bij eigen missers. Dan is de tijd van nu toch een vooruitgang te noemen. Aan de andere kant verwonderde Scheffer zich over de aandacht in de kranten voor de helden van toen. Wat dat betreft is de tijd van nu een tijd van neergang.
Het verhaal over het kaatsen in Nederlands-Indië permitteert zich enige dichterlijke vrijheid met de kop ‘Kaatsen met kokosnoten’. Want in de praktijk is dit nooit voorgekomen, althans het was niet in het verhaal terug te vinden. Dat er in het koloniale Nederlands-Indië al rondom 1900 werd gekaatst is ronduit verbazingwekkend met een zekere Jouke Schuil als propagandist. Later werd dat Jappie Dijkstra in de jaren dertig die de kaatssport voor even in Batavia op de kaart zette. Dat de kaatssport met het vertrek van Nederland uit Indonesië verdween lag voor de hand.
Die bijdrage over het kaatsen in Nederlands-Indië is van Nico van Horn en het was misschien handig geweest even te vermelden wie dit is. Van Horn is of was secretaris van Stichting Sportwereld en schrijft regelmatig over sportonderwerpen. Wat dat betreft behoeft Pieter Breuker natuurlijk geen nadere introductie. Pieter de Groot bespreekt het vorig jaar verschenen Lytse bal grut spul over kaatshistorie en kaatscultuur. Breuker zelf noemt het zijn magnum opus.
Aan het einde van zijn bespreking doet De Groot min of meer een oproep aan biografen in de dop om zich te storten op de levens van bijvoorbeeld kaatser en KNKB-voorzitter Jan Rodenhuis (1917-1987) of PC-voorzitter Mr. Klaas Bijlsma (1890-1975). En opnieuw kijken we met de ogen van nu in de spiegel van de tijd en ook dan is die realiteit geheel anders. Er zijn te weinig schrijvers of journalisten die nog over het kaatsen schrijven. Om nog maar te zwijgen over de vraag of er anno nu nog wel behoefte is aan dergelijke biografieën. Bovendien is de gemiddelde leeftijd van de journalisten aan de te hoge kant. Want zo aantrekkelijk is dat zo mooie beroep niet meer voor de twintigers of dertigers van nu.
Terug naar De Keatsfreon die de liefhebber weer veel weet te bieden. Een paar kanttekeningen. Het is jammer voor de vrijwillige redactie dat de pagina’s 14 en 51 blanco zijn en dus ontbreken. Vermoedelijk een technische fout. Op redactioneel terrein is het jammer dat de naam Bauke Scheffer als Bouke en Bauke wordt geschreven. Uiteindelijk zijn het details die geen afbreuk doen aan bijvoorbeeld het mooie verhaal van Sytse Keizer over het dameskaatsen in het Bildts, het verhaal over ‘fakânsjekeatser’ Albert Terpstra van Jan Hiemstra, het zo heldere overzicht van het kaatsjaar 2018 onder de noemer Kaatskroniek 2018 of het verhaal over ‘dat iene momint’ van fotograaf Henk Bootsma.