Tekst: Rynk Bosma
De Bond is typisch zo’n partij dat iedereen in gestrekte draf richting fraaie KNKB-borden draaft om te gaan tellen, tenzij je vooraf je huiswerk hebt gedaan. Wie heeft wanneer voor het laatst gewonnen en waarom dat juist op de Bond de overhand heeft blijft een raadsel. In ieder geval was de buiging van de KNKB naar de wil van de geschiedenisliefhebbers een voltreffer door de belangrijkste afdelingspartij van het jaar terug te halen naar het Sjûkelân.
Met het laatste station van de finale in zicht begon natuurlijk het grote tellen, hoe vaak won LKC en hoe vaak won de Twa Doarpen/DIOS uit Sexbierum-Pietersbierum. Bij de ene kaatsvereniging ben je gauwer uitgeteld dan bij de andere. Maar veel interessanter dan de cijfertjes zijn de verhalen die alles omlijsten en vooral in perspectief plaatsen. Dertig jaar geleden bijvoorbeeld stond Sexbierum-Pietersbierum in de finale tegen het minder sterk geachte Vrouwenparochie met Sake Porte en Piet Jetze Faber.
Maat Johannes van Dijk stond al te juichen toen bekend werd wie de tegenstander zou worden van Sexbierum-Pietersbierum, zo vertelde Johannes Brandsma. Die vorm van onderschatting viel niet goed bij hem en laat diezelfde Van Dijk nu net de verliezer zijn in die verloren eindstrijd. Gelukkig was de Bond in 1981 wel gewonnen door Sexbierum-Pietersbierum zodat een mogelijk trauma in de kast bleef. Van deze historie had het partuur van de gebroeders Van der Schoot dit jaar geen last. Zij wisten zich verzekerd van opslager Johannes van der Veen die betrekkelijk weinig ballen buiten de lijnen bracht. En zij wisten dat een degelijke strategie hen ver had gebracht.
Jongeren en historie kwamen toch wel mooi samen bij Leeuwarden. Het drietal had dit seizoen besloten Dicky van der Zee als coach mee te nemen. Winnaar van het klavertje vier, winnaar van de Bond van een halve eeuw geleden. Wandelende historie, tachtig jaar geleden geboren en nu mocht hij delen in de glorie, in de warmte van de aandacht. Dat gaf het gebaar van Hans Wassenaar, Jouke Bosje en Enno Kingma cachet, die denkbeeldige krans voor hun vierde maat/coach. Misschien wel een oeuvreprijs voor deze immer fietsende kaatsliefhebber en voormalige achterperkspeler.
Allemaal historie die de waarheid geen geweld aandoet. De vraag stellen van ‘Is dat wol sa?’ is in dit geval niet relevant. Heel anders wordt het verhaal van de zwanenzang van Moed en Volharding uit Dongjum. Op het ritme van This could be the last time van The Rolling Stones rees een beeld op waarbij de vraag ‘Is dat wol sa?’ niet overbodig zou zijn geweest. Het door iedereen, ook ondergetekende, aanvaarde plaatje van een in de steek gelaten drenkeling die zichzelf maar moest zien te redden werd breed uitgemeten. De uitgeworpen hulplijnen en reddingsboeien van de kaatsbond die achteloos werden afgewezen als zijnde niet de oplossing kwamen niet ter sprake.
Maar, erger nog, het werd ook niet genoemd. Klakkeloos werd door de media het eenzijdige verhaal overgenomen, niemand kwam op het idee de gulden regel van wederhoor toe te passen. Laat staan de vraag stellen van ‘Is dat wol sa?’
Dat alles maakt die ene vraag stellen in het kleine kaatswereldje bijna tot verplichte kost. Alleen het kost wel meer inspanning en vaak strookt de waarheid niet met eigen waarheid of belang. Dus waarom zou je dan het verhaal bijstellen met de vraag ‘Is dat wol sa?’. Om recht te doen aan alle partijen, zo zou het antwoord kunnen luiden.