Tekst: Rynk Bosma
Foto's: Henk Bootsma
Publicatie: Friesch Dagblad
Toernooicoördinator Hille Saakstra droomt van olympische vergezichten waarbij het wallball een olympische sport wordt. Realiteit is vooralsnog de Dutch Open van afgelopen zaterdag en zondag in de Trije in Franeker.
Maar Saakstra weet ook als geen ander dat die weg nog lang is en dat die droom ook al een ouderdom van minstens tien jaar heeft. Een eerste stap naar een echt internationale competitie zou de weg plaveien naar de droom ooit een olympische sport te worden. Dat zou een algehele erkenning zijn voor de relatief jonge loot aan de kaatsboom, wallball als A-sport, zo mijmert de bevlogen Saakstra.
Omdat het Internationaal Olympisch Comité (IOC) maar met één partij wil praten zou een samengaan van twee of drie internationale bonden al een heel goede stap in de juiste richting zijn. Je kunt het volgens Saakstra vergelijken met bijvoorbeeld de UEFA in Europees voetbalverband. Hoopvol: ,,Der binne no gesprekken geande om aansens ta in WK te kommen wêr’t alle lannen oan meidogge. No binne der noch ferskillende WK’s.’’ Zo hebben de landen Canada, de VS en Ierland bijvoorbeeld hun eigen WK terwijl Nederland een WK houdt samen met België, Spanje en landen uit Zuid-Amerika.
De grootste hindernis voor een samengaan zijn de verschillende culturen en de diverse spelregels die in de verschillende landen worden gehanteerd. Een van de grootste bonden is The US Wallball Association (USWA) in de Verenigde Staten. Je kunt als speler geen lid zijn van de overkoepelende bond en de bijdrage aan die bond hangt af van de hoeveelheid wedstrijden waar je aan meedoet. De afdracht aan de bond gebeurt via het inschrijfgeld dat een speler betaalt voor deelname aan een toernooi. Vergelijk het maar met rekeningrijden, hoe vaker je meedoet hoe groter de afdracht aan de bond. De gebruiker betaalt dus.
Groei wallball
In Friesland bloeit het wallball volop als je de cijfers erbij pakt. Waren er in november 2017 nog 64 deelnemers op het NK, in 2018 groeide dat aantal al tot 124. De snelle, flitsende sport tegen een muur blijkt dus grote aantrekkingskracht te hebben op de jeugdige sporters. Want het is een snelle sport, wedstrijden duren relatief kort en het perspectief op de lange termijn is dan dagdromend wellicht de mogelijkheid tot toegang op de Olympische Spelen.
Dat de Verenigde Staten relatief een grote bond heeft met veel spelende wallball spelers onder zijn hoede heeft ook te maken met de Amerikaanse structuur. Bakermat is New York waar het spel wordt gespeeld tegen één van de vele stenen muren. Volgens Kees van der Schoot heeft dat aantal duidelijk te maken met de organisatiestructuur in New York. De sport en de bijbehorende clubs zijn geïntegreerd op de scholen en vormen onderdeel van het lesprogramma. Met de nadruk op het sociale aspect omdat je deze sport laagdrempelig op straat kunt beoefenen. En omdat de jeugd zo wordt afgehouden van minder sociale activiteiten.
In New York is het ook wel handball genoemde spel verdeeld in vier districten die elk een eigen competitie hebben. De winnaars van die competities spelen dan in de finales tegen elkaar. Meestal gaat het om zakgeld dat wordt verdiend bij onderlinge weddenschappen, in Friesland beter bekend als het ‘setten’ van weleer.
Voor de drie Amerikanen die in Franeker meedoen is het vooral een vakantie in dienst van hun geliefde sport. Neem bijvoorbeeld Suup Ortiz, ooit had de speler de flatterende bijnaam van de filmheld Superman. Niet vanwege Johannes Brandsma achtige kwaliteiten maar eenvoudig omdat hij een identieke lok op het voorhoofd had. Die naam werd verkort tot Suup omdat de oorspronkelijke bijnaam te lang was. Tegenwoordig weten maar weinigen dat de eerste naam van Ortiz Efrain is.
‘Je bent pas een kampioen als je toont hoe je met verlies omgaat’
Ortiz logeert samen met de winnaar van zaterdag Wally Amaro en Herman Mendez bij de ouders van Hans Wassenaar in de buurt van Tzummarum. Ortiz is in het gezelschap van zijn vrouw en hij bekende zenuwachtig te zijn. Want voor hem was dit uitstapje naar de Dutch Open de eerste keer dat hij in Europa is. Het team Puerto Rico bestaat uit twaalf spelers, maar slechts drie konden de reis op eigen kosten ondernemen vanuit ‘The city that never sleeps’, zoals Ortiz glimlachend zegt. Hij is opgegroeid in The Bronx maar woont nu al weer een aantal jaren in Queens. Met zijn 29 jaar behoort hij niet meer tot de lichting van aanstormend talent.
Ortiz schat het aantal actieve spelers in New York op tussen de zeven en tienduizend en het blijft maar groeien, zo zegt hij. Nog altijd hoopt hij full professional te worden met behulp van een paar goede sponsoren maar het blijft voorlopig bij dromen. ,,Je bent pas een kampioen als je toont hoe je met verlies omgaat’’, en in dat opzicht wil hij een voorbeeld zijn voor de jeugd. Ooit werd hij derde op een toernooi in Mexico waar toen vijftien landen aan meededen. Nu mag hij zich troosten met de gedachte dat hij de Nederlandse topper Hans Wassenaar in de poulefase versloeg.
Herman Mendez heeft met zijn 43 jaar de leeftijd dat het genieten voorop staat. Hij begon ooit als professional op zijn zestiende. Hij maakte op de Junior High School kennis met het handball. ‘It is just me having fun here’, zo zegt hij met een lach. Zijn gloriejaar was 2003 toen hij zowel de singles als de doubles won en in 2012 won hij nogmaals de doubles. ,,Ik heb veel gewonnen maar het is meer erkenning dan geld. Het hoogste bedrag in een toernooi dat ik ooit heb gewonnen was 1000 dollar.’’
Sinds 2016 verdient hij als zelfstandige chauffeur van limousines zijn geld. In de privésector voor private families en beroemdheden. Wie dat zijn wil hij niet zeggen want hij wordt betaald om niets te zien of te horen. Het wallball leerde hij op ‘college’ en zo maakte hij ook kennis met de houten muren. Qua snelheid scheelt het nogal, een houten muur of een ‘concrete wall’. Die stenen of betonnen muren geven de ballen veel meer snelheid, in zijn beste tijd sloeg hij soms ballen met een snelheid van ‘100 miles’, zo vertelt hij met gevoel voor overdrijving. Maar wat is overdreven als je kijkt naar de kloof tussen het platteland nabij Tzummarum en de stad die nooit slaapt.
(Bron: Het Friesch Dagblad )